TeamNL Roeien
Rio 2016: Siegelaar: ‘Enige en laatste olympische medaille’
Twaalf jaar moest hij erop wachten, maar Olivier Siegelaar heeft zijn olympische medaille. In Peking (2008) werd hij met de Holland Acht vierde en in Londen (2012) werd hij in diezelfde boot vijfde op een halve seconde van het brons. Op de Rodrigo de Freitas in Rio de Janeiro behaalde hij zaterdag eindelijk zijn doel.
De Holland Acht met Dirk Uittenbogaard, Boaz Meylink, Kaj Hendriks, Boudewijn Röell, Olivier Siegelaar, Tone Wieten, Mechiel Versluis, Robert Lücken en stuurman Peter Wiersum maakte het zaterdag spannend. In de finale lag Nederland lange tijd op koers voor zilver, maar op de laatste meters werd het brons achter Duitsland en Groot-Brittannië.
Na de finish legden de mannen de boot aan en was er iets dat leek op een omhelzing. Teleurgestelde gezichten en slagman Robert Lücken sprak de groep even toe. Het team kreeg de medailles omgehangen, het Wilhelmus klonk en ze klommen de tribune op om vrienden en familie te groeten. De teleurgestelde gezichten veranderden langzaam in glimlachen. “We waren zo dicht bij de Duitsers, natuurlijk voelt het dan even alsof we zilver verliezen in plaats van brons winnen”, vertelt Olivier Siegelaar na afloop. “Maar we hebben gevochten voor wat we waard zijn. Of we het hebben weggeven in de laatste halen? Nee, dit is gewoon de uitslag. Met deze jongens heb ik dag en nacht bloed, zweet en tranen getraind en gedeeld… Ik ben trots.”
De mannen beleefden geen gemakkelijk toernooi, vertelt Olivier. De wind, het onrustige water dat zorgde voor uitstelling van de wedstrijden gaf ruis. “In de races lukte het ons niet altijd om ons plan uit te voeren. Onze stuurman, Peter, zou een call geven als we moesten vlammen. Tot aan de finale lukte dat vaak net niet. Daarnaast zitten er in een acht negen mannen, met allemaal een eigen karakter. Dan is het niet gek dat iemand er soms net anders in zit, of zich minder goed voelt. Het zijn de Spelen. Het mooie aan de ploeg is dat het vandaag, op het juiste moment, wél lukte. En hé, we hebben wel gewoon een medaille!”
De medaille is Olivier veel waard, hiervoor greep hij er steeds net naast. Een droom lijkt het niet, dat woord neemt hij ook niet in de mond. Het is eerder een doel dat bereikt móest worden. “Vier jaar geleden waren we een halve seconde te langzaam voor een medaille, natuurlijk geniet ik nu! Ik roei nu twaalf jaar in de Nederlandse ploeg, hier heb ik elke dag voor geroeid. Twee keer per dag kapotgaan en daarnaast alle krachttrainingen.”
Na Londen had Olivier niet gedacht dat hij nog naar Rio zou gaan. Hij was kwaad op zichzelf, het was weer niet gelukt. Hij was er klaar mee, stopte en ging werken. Een maatschappelijke carrière zou zijn honger wel stillen, hoopte hij. Het duurde nog geen jaar. “Ik was nog niet voldaan. Toen het van een afstandje bekeek, waardeerde ik topsport en roeien ineens veel meer. Ik miste het ontzettend.”
Hij ging weer trainen, en bleef daarnaast enkele uren werken tot het olympisch jaar. “Het is alles waard geweest. Eigenlijk slaat het helemaal nergens op: je traint je elke dag de ziekte in voor één race van vijfenhalve minuut, maar topsport is het mooiste wat er is. Die spanning voorafgaand aan een race, dat kan ik met niets anders vergelijken. Ik ben daar verslaafd aan.”
Toch zal Olivier niet nog een Olympische Spelen meemaken, dat weet hij zeker. “Ik heb als kind altijd geleerd: elke medaille kan je laatste zijn. En dit is zeker mijn laatste olympische.” Afkicken dus. Maar echt roeiclean wordt hij nog lang niet. Geen Tokyo, wel Oxford Na de Spelen verhuist Olivier naar Engeland. “Ik ga een studie doen en daarnaast hoop ik roeien. De concurrentie daar is groot, dus ik hoop veel races te starten. Roeien in een acht is het mooiste wat er is, stel je voor dat ik dat in Oxford kan doen.”